Dutch Vocabulary
Click on letter: GT-Google Translate; GD-Google Define; H-Collins; L-Longman; M-Macmillan; O-Oxford; © or C-Cambridge
GT
GD
C
H
L
M
O
a
GT
GD
C
H
L
M
O
accessories
/əkˈses.ər.i/ = NOUN: accessoires, onderdelen, benodigdheden, toebehoor;
USER: accessoires, toebehoren, Accessories, onderdelen
GT
GD
C
H
L
M
O
book
/bʊk/ = NOUN: boek, schrijfboek, libretto, tekstboekje;
VERB: boeken, noteren, bespreken, inschrijven, kaartje nemen;
USER: boek, Reserveer, boeken, Book, Reserveren
GT
GD
C
H
L
M
O
brochure
/ˈbrəʊ.ʃər/ = NOUN: brochure;
USER: brochure, brochure op, folder, brochure aan
GT
GD
C
H
L
M
O
business
/ˈbɪz.nɪs/ = NOUN: bedrijf, zaak, handel, werk, handelszaak, bezigheid, beroep, aangelegenheid, zakelijkheid, affaire, karwei, ding;
USER: bedrijf, zakelijke, zaken, Bedrijvengids, bedrijfsleven
GT
GD
C
H
L
M
O
buying
/baɪ/ = VERB: kopen, aankopen, inkopen, omkopen;
USER: kopen, het kopen van, het kopen, koopt, kopen van
GT
GD
C
H
L
M
O
careers
/kəˈrɪər/ = NOUN: carrière, loopbaan, vaart;
USER: carrières, loopbanen, loopbaan, carrière, Vacatures
GT
GD
C
H
L
M
O
chat
/tʃæt/ = VERB: praten, babbelen, keuvelen, snappen;
NOUN: gepraat, kout, gekeuvel, gebabbel, gesnap;
USER: babbelen, praten, chatten, praatje, kletsen
GT
GD
C
H
L
M
O
cookies
/ˈkʊk.i/ = NOUN: koekje;
USER: koekjes, cookies, koekjes van, cookies worden, cookies te
GT
GD
C
H
L
M
O
corporate
/ˈkɔː.pər.ət/ = ADJECTIVE: rechtspersoon vormend;
USER: zakelijke, collectieve, ondernemen, bedrijfscultuur, bedrijfs
GT
GD
C
H
L
M
O
customer
/ˈkʌs.tə.mər/ = NOUN: klant, afnemer, cliënt, consument;
USER: klant, afnemer, klanten, klantenservice, de klant
GT
GD
C
H
L
M
O
d
/əd/ = NOUN: re
GT
GD
C
H
L
M
O
discover
/dɪˈskʌv.ər/ = VERB: ontdekken, blootleggen, openbaren, aan de dag leggen;
USER: ontdekken, ontdek, te ontdekken, ontdekt
GT
GD
C
H
L
M
O
finance
/ˈfaɪ.næns/ = NOUN: financieren, financiën;
VERB: bekostigen, geldelijk steunen, van geld voorzien;
USER: financieren, financiering, financiering van, de financiering, te financieren
GT
GD
C
H
L
M
O
from
/frɒm/ = PREPOSITION: van, uit, vanaf, vanuit, door, naar, met ingang van, vandaan, sedert, ten gevolge van, wegens, van ... af;
USER: van, uit, vanaf, vanuit, van de
GT
GD
C
H
L
M
O
i
/aɪ/ = PRONOUN: ik, mij, me;
USER: ik, i, ik heb, mij, me
GT
GD
C
H
L
M
O
information
/ˌɪn.fəˈmeɪ.ʃən/ = NOUN: informatie, kennisgeving, inlichting, verwittiging;
USER: informatie, gegevens, info, inlichtingen
GT
GD
C
H
L
M
O
innovation
/ˌɪn.əˈveɪ.ʃən/ = NOUN: innovatie, nieuwigheid, verandering;
USER: innovatie, vernieuwing, innovaties, innovatie te
GT
GD
C
H
L
M
O
latest
/ˈleɪ.tɪst/ = ADJECTIVE: laatst;
NOUN: laatste nieuws, laatste mode;
USER: laatst, nieuwste, laatste, recentste, meest recente
GT
GD
C
H
L
M
O
legal
/ˈliː.ɡəl/ = ADJECTIVE: wettelijk, legaal, wettig, rechtsgeldig, rechtskundig, rechtelijk, gewettigd, wets-;
USER: wettelijk, legaal, wettig, juridische, wettelijke
GT
GD
C
H
L
M
O
like
/laɪk/ = ADJECTIVE: zoals, gelijk, soortgelijk, dergelijk;
PREPOSITION: zoals, als, zo;
CONJUNCTION: zoals, als, alsof;
VERB: willen;
NOUN: gelijke;
USER: zoals, als, alsof, net als
GT
GD
C
H
L
M
O
link
/lɪŋk/ = NOUN: link, verband, verbinding, schakel, fakkel, manchetknoop, pektoorts;
VERB: verbinden, schakelen, monteren, zetten, zich aansluiten, aaneenschakelen, ineenslaan, zich verbinden, steken door;
USER: link, koppeling, link te, verband, verbinding
GT
GD
C
H
L
M
O
maintenance
/ˈmeɪn.tɪ.nəns/ = NOUN: onderhoud, handhaving, alimentatie, verdediging, verpleging;
USER: onderhoud, het onderhoud, onderhoud van, onderhouds, handhaving
GT
GD
C
H
L
M
O
menu
/ˈmen.juː/ = NOUN: menu, menukaart, spijskaart, program, spijslijst;
USER: menu, het menu, menu te
GT
GD
C
H
L
M
O
merchandise
/ˈmərCHənˌdīz/ = NOUN: koopwaar, handelswaar, waar;
VERB: aanprijzen van waar, nering uitoefenen;
USER: koopwaar, koopwaar van, koopwaar te, merchandise, goederen
GT
GD
C
H
L
M
O
more
/mɔːr/ = ADVERB: meer, verder, meerder;
PRONOUN: meer;
USER: meer, more, verder
GT
GD
C
H
L
M
O
motorsport
/ˈmōdərˌspôrt/ = USER: motorsport, autosport, de autosport, de motorsport,
GT
GD
C
H
L
M
O
offers
/ˈɒf.ər/ = NOUN: aanbieding, aanbod, bod, offerte, aanzoek, huwelijksaanzoek;
USER: biedt, beschikt, heeft, beschikt over, aanbiedingen
GT
GD
C
H
L
M
O
owner
/ˈəʊ.nər/ = NOUN: eigenaar, bezitter, reder;
USER: eigenaar, eigenaren, adverteerder
GT
GD
C
H
L
M
O
owning
/əʊn/ = VERB: bezitten, hebben, erkennen, rijk zijn, erop nahouden, toegeven;
USER: bezitten, het bezitten, bezit, het bezitten van, bezitten van
GT
GD
C
H
L
M
O
privacy
/ˈprɪv.ə.si/ = NOUN: geheimhouding, afzondering, eenzaamheid;
USER: privacy, levenssfeer, priveleven, persoonlijke levenssfeer, de privacy
GT
GD
C
H
L
M
O
r
/ɑr/ = USER: r, O,
GT
GD
C
H
L
M
O
range
/reɪndʒ/ = NOUN: reeks, gebied, actieradius, omvang, draagwijdte, keten, rij, fornuis, ruimte;
VERB: lopen, reiken, bestrijken;
USER: reeks, gebied, bereik, scala, aanbod
GT
GD
C
H
L
M
O
relations
/rɪˈleɪ.ʃən/ = NOUN: betrekkingen, verstandelijkheid;
USER: betrekkingen, relaties, de betrekkingen, relations, relatie
GT
GD
C
H
L
M
O
request
/rɪˈkwest/ = VERB: aanvragen, verzoeken, vragen, inroepen, aanzoeken;
NOUN: verzoek, aanvraag, vraag, navraag;
USER: aanvragen, vragen, verzoeken, verzoek, te vragen
GT
GD
C
H
L
M
O
safety
/ˈseɪf.ti/ = NOUN: veiligheid, zekerheid, betrouwbaarheid;
ADJECTIVE: reddings-;
USER: veiligheid, de veiligheid, veiligheid van, veiligheids
GT
GD
C
H
L
M
O
service
/ˈsɜː.vɪs/ = NOUN: service, service, dienst, bediening, dienstbaarheid, dienstverrichting, servies, ambt, werk, kerkdienst, eredienst;
ADJECTIVE: dienst-;
USER: service, dienst, dienstverlening, diensten
GT
GD
C
H
L
M
O
servicing
/ˈsɜː.vɪs/ = USER: onderhoud, servicing, service, onderhoudswerkzaamheden, het onderhoud
GT
GD
C
H
L
M
O
site
/saɪt/ = NOUN: plaats, bouwterrein, ligging, plekje, zetel;
USER: plaats, ter, website, locatie, plaatse
GT
GD
C
H
L
M
O
social
/ˈsəʊ.ʃəl/ = ADJECTIVE: sociaal, maatschappelijk, gezellig;
USER: sociaal, maatschappelijk, sociale, maatschappelijke, de sociale
GT
GD
C
H
L
M
O
store
/stɔːr/ = NOUN: winkel, opslagplaats, magazijn, voorraad;
VERB: opslaan, bergen, opbergen, binnenhalen, provianteren;
USER: slaan, opslaan, bewaren, te slaan, bewaar
GT
GD
C
H
L
M
O
technology
/tekˈnɒl.ə.dʒi/ = NOUN: technologie;
USER: technologie, techniek, technologische, technologieën
GT
GD
C
H
L
M
O
the
/ðiː/ = ARTICLE: de, het;
USER: de, het, van de
GT
GD
C
H
L
M
O
to
/tuː/ = PREPOSITION: om, aan, naar, tot, voor-, bij, om te, ter, tegen, toe, tot aan, tot op, naar toe, to-, to;
USER: naar, aan, te, tot, om
GT
GD
C
H
L
M
O
toggle
/ˈtɒɡ.l̩/ = NOUN: pin;
USER: schakelen, wisselen, toggle, schakelt, te schakelen
GT
GD
C
H
L
M
O
us
/ʌs/ = PRONOUN: ons, aan ons;
USER: ons, met ons, ons op, we, met ons op
GT
GD
C
H
L
M
O
used
/juːst/ = ADJECTIVE: gebruikt, afgewerkt;
USER: gebruikt, gebruikte, tweedehands, gebruik, toegepast
GT
GD
C
H
L
M
O
vehicles
/ˈviː.ɪ.kl̩/ = NOUN: voertuig, wagen, vehikel, rijtuig;
USER: voertuigen, auto, Bedrijfsvoertuigen, Vehicles
GT
GD
C
H
L
M
O
visit
/ˈvɪz.ɪt/ = VERB: bezoeken, opzoeken, visiteren, afgaan;
NOUN: bezoek, visitatie, overkomst;
USER: bezoeken, bezoek, te bezoeken, bezoek dan, naar
GT
GD
C
H
L
M
O
warranty
/ˈwɒr.ən.ti/ = NOUN: garantie, waarborg, garantiebewijs, rechtvaardiging, machtiging, volmacht, grond, zekerheidstelling;
USER: garantie, garantie van, garantieperiode, de garantie, waarborg
GT
GD
C
H
L
M
O
with
/wɪð/ = PREPOSITION: met, bij, van, door, samen met;
USER: met, met een, van, bij, met de
51 words